Alles wat puur is, is vaak onaangetast door menselijke handen. Zelfs een baby, puurheid tot de geboorte en dan begint de eeuwigdurende cyclus van lijden en sterven. Niets is voor altijd, alles is vergankelijk. Zelfs geluk zal uiteindelijk uitmonden in een vorm van lijden, niets duurt eeuwig en zelfs een gelukzalige staat zal uiteindelijk onderhevig zijn aan verval en verdwijnen.
Vanaf de dag dat een mens wordt geboren leeft hij naar zijn sterfdag toe, om uiteindelijk, hopelijk op hoge leeftijd en in goede gezondheid, te sterven. Ademen, leven, uitademen, sterven…
Iedereen leeft en uiteindelijk gaat iedereen dood. Je buurvrouw, je vriendje van de lagere school, je oma, je grote broer, je moeder, je vader, je partner, je kinderen en ja, uiteindelijk ga je zelf ook dood. Niets raars aan, zo is het altijd gegaan en zo zal het ook altijd blijven gaan. Alsof we zonder stoppen in een tredmolen rondrennen. Geen eind en geen begin.
In de westerse wereld is men bang voor de dood. Het is een concept wat wij moeilijk vinden te begrijpen, maar wat ons tegelijkertijd zoveel angst inboezemt, dat we het eigenlijk ook niet echt durven te begrijpen. Maar het onbegrijpelijke kan helaas niet worden begrepen zonder een voorafgaande studie en aangezien in onze cultuur het bestuderen van de dood eerder als een afwijking wordt gezien, dan als een nuttige, realistische en eigenlijk noodzakelijke bezigheid, blijft de angst bestaan en blijft een mogelijke bevrijding uit dit lijden uit.
Leven en sterven, gracieus of minder gracieus doodgaan, het hoort bij ons, bij onze werkelijkheid en toch kunnen de meesten van ons de angst voor de dood, niet of nauwelijks overwinnen. En toch, toch is het heel verstandig om deze angst zonder vrees tegemoet te treden, want hoe dan ook, de dood zal, door deze te negeren, zeker niet verdwijnen.
Er is een joods gebed van Jose ben Abin, dat zegt:
‘Op de dag des doods groeten twee werelden elkaar met een kus: deze wereld gaat naar buiten, de toekomstige wereld komt binnen.’
… geen ontlopen aan dus.
Salute
Neassa